Aankondiging nieuw PABO-katern van Max Dohle

Morele opvoeding
(voorlopige titel)

Morele opvoeding op school
Wanneer kinderen naar school gaan, wordt hun sociale leven doorgaans flink uitgebreid. Zij komen steeds vaker in aanraking met leeftijdgenoten. Werd voor die tijd het moreel gedrag sterk door de opvoeders beïnvloed en gestuurd, nu zal het kind ook zijn eigen weg moeten vinden in de omgang met leeftijdgenoten. De morele ontwikkeling vindt vanaf deze leeftijd dan ook vooral plaats in de omgang met leeftijdgenootjes, met name in het spel, bij conflicten, tijdens samenwerking of met vaardigheden als eerlijk delen. Deze onderlinge relaties geven een morele boodschap door die veel verder reikt dan welke boodschap van een opvoeder dan ook. De omgang met leeftijdgenoten staat daarom centraal in de morele opvoeding van het kind op de basisschool. Bij hen ligt de sleutel van de morele ontwikkeling. De school kan echter een belangrijke ondersteunende en sturende rol spelen in dit proces.

PABO-katern
Het PABO-katern 'Morele opvoeding' is een studieboek voor de PABO waarin de ontwikkelingspsychologische benadering van morele opvoeding op de basisschool wordt uitgewerkt. Het bestaat uit vijf hoofdstukken met studieopdrachten en praktijksuggesties. In de ontwikkelingspsychologische benadering va morele opvoeding staan vier deelaspecten centraal:

  1. Het moreel gedrag
  2. Het moreel denken
  3. De morele emoties
  4. Het moreel klimaat
Deze punten worden na een inleidend hoofdstuk over waarden en normen en morele opvoeding aan de orde gesteld. De hoofdstukken van het boek worden hieronder kort toegelicht.

Morele opvoeding
In het openingshoofdstuk worden de begrippen waarden en normen en moraliteit uitgebreid belicht Vervolgens worden de verschillende benaderingen van morele opvoeding besproken die uitgewerkt zijn in vier hoofdstukken van het PABO-katern. Tot slot van dit eerste hoofdstuk volgt er een kleine verhandeling over de grote morele waarden. De waarden van rechtvaardigheid en empathie staan met name centraal in de ontwikkelingspsychologische benadering van morele opvoeding

Moreel gedrag
Opvoeding kan niet uit zonder straf en beloning. Ongewenst gedrag van kinderen wordt doorgaans gecorrigeerd. Helaas wordt goed gedrag wat minder vaak aangemoedigd. Straf (waaronder berispingen) heeft ongetwijfeld op de leerling een afschrikwekkend effect op zijn gedrag in de toekomst. De vraag welke bijdrage straf levert aan de morele ontwikkeling van kinderen wordt beantwoord in het tweede hoofdstuk. Vervolgens wordt ingegaan op de wijze waarop het corrigeren van gedrag kan bijdragen aan het moreel besef van kinderen

Moreel denken
Dagelijks doen zich morele kwesties voor op school, zoals bij conflicten tussen leerlingen of bij het overtreden van regels. Kinderen komen deze onderwerpen ook dagelijks tegen op tv en op straat. Morele thema's kunnen doelbewust in de klas besproken worden: gesprekken over liegen, vals spelen, slaan, stelen. Of over dierenmishandeling, over overtreding van morele regels of over een conflict tussen de kinderen.
In dergelijke gesprekken leren kinderen vooral van elkaar, van de uitwisseling van hun meningen over deze onderwerpen. De taak van de onderwijsgevende is dit proces te begeleiden en ervoor te zorgen dat kinderen in alle openheid hun visie naar voren kunnen brengen. Voorwaarde is dat wanneer kinderen hun mening met elkaar bespreken, zij ook in staat moeten zijn naar elkaar te luisteren en duidelijk moeten maken wat hun argumenten en hun gevoelens zijn. Dat kunnen zij leren. Het is bovendien wenselijk dat kinderen gevoelens van zichzelf en anderen leren benoemen. In het derde hoofdstuk wordt deze wijze van morele opvoeding besproken. Nadat de ontwikkeling van het moreel denken van kinderen is besproken volgt een leerkern over het bevorderen van het moreel denken van kinderen.

Morele emoties
Wellicht belangrijker dan het moreel denken is de invloed van onze morele emoties op ons gedrag. Moreel emoties zijn verontwaardiging bij slachtoffers van moreel gedrag, maar ook schuld en schaamte bij de daders. Morele empathie, meeleven en meevoelen met wat anderen overkomt is zeker de belangrijkste morele emotie.
Pas wanneer men zich verplaatst in de gevoelens en de gedachten van de betrokken in een morele kwestie, kan men gepast reageren op de situatie. Deze vaardigheid om je in anderen te verplaatsen, is daarom van doorslaggevend belang in het moreel denken en voelen. Dat wil zeggen beseffen wat in het hoofd van iemand omgaat, maar ook kunnen aanvoelen wat zich tussen mensen kan afspelen. Je zou het mensenkennis kunnen noemen. Hoewel de een er veel beter in is dan de ander, kun je leren je beter te verplaatsen in anderen. Praktijksuggesties worden daarom aangereikt in de paragraaf 'verplaatsen in de ander'.

Moreel klimaat
De sfeer op school wordt deels bepaald door de waarden en normen die de school als uitgangspunt heeft gekozen van het onderwijs. De sfeer in een groep of op de school, de wijze waarop men met elkaar omgaat, is mede bepalend voor het moreel denken en voelen van kinderen (maar overigens ook op de prestaties van kinderen). Ook het gedrag van de leerlingen wordt sterk beïnvloed door de sfeer op school. Een positief moreel klimaat heeft een gunstige invloed op het gedrag van kinderen. In het laatste hoofdstuk wordt daarom aandacht besteed aan het verbeteren van de morele sfeer op de school en in de klas.

* Het PABO-katern Morele Opvoeding (Uitgever: Esstede) vormt de grondslag van het JSW-boek Morele Opvoeding: waarden en normen in het basisonderwijs, dat in 1999 is verschenen bij uitgeverij Zwijsen. Vanaf Augustus is het PABO-katern in de boekhandel te bestellen.

Terug naar de rubriek Achtergronden